-
1 stabiliser
stabiliser [staabieliezee]1 stabiliseren ⇒ stabiel maken, in evenwicht brengenv1) stabiliseren2) verstevigen -
2 settle down
v. zich vestigen; zich grondvesten; kalmerensettle down1 een vaste betrekking aannemen ⇒ zich vestigen, zich settelen2 wennen ⇒ zich thuis gaan voelen, ingewerkt raken4 vast/stabiel worden 〈 van weer〉♦voorbeelden:settle down in a job • een vaste baan nemen1 kalmeren ⇒ tot rust komen/brengen♦voorbeelden: -
3 settling down
het aannemen van een vaste betrekking; het gewend raken; het stabiel worden (v. weer); het minder worden; het zich vestigen -
4 firm
adj. stevig; stabiel; sterk, vast; hard; onbuigzaam; permanent; krachtig, vastbesloten--------adv. stevig, volhardend--------n. firma, zaak--------v. Steviger worden; vaster worden; stabiliseren (van prijzen)firm1[ fə:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 firma————————firm2〈bijvoeglijk naamwoord; firmness〉1 vast ⇒ stevig, hard3 zeker ⇒ vast, stabiel4 standvastig ⇒ resoluut, ferm♦voorbeelden:the dollar stayed firm • de dollar bleef stabiel4 keep a firm grip/hold of someone • iemand goed/stevig vasthouden, iemand streng aanpakkenfirm decision • definitieve beslissingtake a firm line • zich (kei)hard opstellenbelieve firmly in something • vast in iets gelovenbe firm with children • streng zijn tegen kinderen————————firm31 stevig(er)/vast(er) worden ⇒ zetten, hecht(er)/hard(er) worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verstevigen ⇒ stevig(er)/vast(er) maken, stabiliseren————————firm4〈 bijwoord〉1 stevig ⇒ standvastig, volhardend♦voorbeelden:stand firm • op zijn stuk blijven -
5 smooth
adj. glad, vlak; gepolijst; stabiel; onbeweeglijk; rustig; probleemloos; glibberig--------n. glad, vlak--------v. glad; gladstrijken; problemen uit de weg halen; oplossen; de weg banen, glad wordensmooth1[ smoe:ð] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————smooth2〈bijvoeglijk naamwoord; smoothness〉1 glad♦voorbeelden:smooth surface • glad oppervlak————————[ smoe:ðn]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 gladmaken ⇒ effen/regelmatig maken♦voorbeelden:smooth down one's clothes • zijn kleren gladstrijkensmooth over an argument • een woordentwist bijleggen -
6 steady
adj. stevig; vast; solide--------interj. vast--------n. vaste vriend--------v. vasthouden; neerzettensteady1[ steddie] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————steady2〈bijvoeglijk naamwoord; steadiness〉1 vast ⇒ vaststaand, stabiel2 gestaag ⇒ bestendig, geregeld; vast 〈 van baan, inkomen e.d.〉; regelmatig 〈 van leven〉; sterk 〈 van zenuwen〉5 betrouwbaar ⇒ oppassend, solide♦voorbeelden:(as) steady as a rock • rotsvast3 steady on! • kalm aan!, langzaam!〈 scheepvaart〉 steady on! • recht zo!————————steady3〈 steadied〉1 vast/bestendig worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 kalmeren♦voorbeelden:————————steady4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:————————steady5 -
7 blue chip stock
n. aandelen van groter bedrijven die stabiel en winstgevend worden beschouwd en een relatief hoge prijs per aandeel hebben (Economie)
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский